Nouns 33 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	This is my address.	Dit is mijn adres.
	the best in the class	de beste van de klas
	For what date?	Voor welke datum?
	What is your address?	Op welk adres woon je?
	What is your address? (formal)	Op welk adres woont u?
	What kind of hat do you want?	Wat soort hoed wil je?
	This is the kind of music that I like.	Dit is het soort muziek dat ik leuk vind.