Nouns 33 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a hotel	een hotel
	the hotel	het hotel
	the geese	de ganzen
	the boy	de jongen
	the costs	de kosten
	the dogs	de honden
	the number	het aantal
	the region	het gewest
	regional road	gewestweg
	the news	het nieuws
	good news	goed nieuws
	bad news	slecht nieuws
	twelve thousand (12,000 )	twaalfduizend
	one hundred and twelve (112 )	honderdtwaalf
	the fat boy	de dikke jongen
	Who is that boy?	Wie is die jongen?
	Line twelve or line five?	Lijn twaalf of lijn vijf?
	education expenses	onderwijskosten
	Tom is working in Boston.	Tom werkt in Boston.
	Tom has three dogs.	Tom heeft drie honden.