Nouns 15 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the number	het nummer
	a teacher	een leraar
	the swamp	het moeras
	the number one	de nummer één
	He is my son.	Hij is mijn zoon.
	I’m in a lot of pain.	Ik heb veel pijn.
	swamp water	moeraswater
	the number two	de nummer twee
	Tom was my son.	Tom was mijn zoon.
	They have a son.	Ze hebben een zoon.
	telephone number	telefoonnummer
	a good teacher	een goede leraar
	I, too, am a teacher.	Ik ben ook leraar.
	a mother and her son	een moeder en haar zoon
	It still hurts.	Het doet nog steeds pijn.
	the number one in the world	de nummer één van de wereld
	the number two in the world	de nummer twee van de wereld
	Yanni needs a new bed.	Yanni heeft een nieuw bed nodig.
	Tom thought it was going to hurt.	Tom dacht dat het pijn zou doen.
	I had no idea that Tom was your son.	Ik wist niet dat Tom jouw zoon was.