Nouns 13 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the family	de familie
	this project	dit project
	the project	het project
	a project	een project
	family home	familiehuis
	the problem	het probleem
	the chocolate	de chocolade
	No worries!	Geen probleem!
	chocolate milk	chocolademelk
	the chocolate egg	het chocolade ei
	There’s a problem.	Er is een probleem.
	the square	het vierkant
	the living room	de woonkamer
	a living room	een woonkamer
	That is no problem.	Dat is geen probleem.
	That’s no problem.	Dat is geen probleem.
	It’s for my family.	Het is voor mijn familie.
	the zoo	de dierentuin
	Tom doesn’t eat chocolate.	Tom eet geen chocolade.
	the forest	het bos