Tom helpt nooit in de keuken.
Tom zal me dat nooit laten doen.
Tom zou me dat nooit laten doen.
Wij zitten nooit vooraan.
Yanni kocht nooit dure kleren.
“Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.”