Ik moet mijn boerderij verkopen.
Ik krijg mijn koptelefoon niet van mijn hoofd.
Ik knoop mijn trui om mijn middel.
Ik kan mijn paraplu niet vinden.
Ik kan mijn bron niet onthullen.
Ik heb vijftig euro in mijn zak.
Ik heb op iets hards gelegen, zodat ik er over mijn hele lijf bont en blauw uitzie!
Ik heb mijn portefeuille verloren.
Ik heb mijn bagage verloren.
Ik heb één van mijn schoenen onder mijn bed gevonden, maar de andere kan ik niet vinden.
Ik geef niet om mijn toekomst.
Ik ga vandaag mijn haar wassen.
Ik doe mijn best een kilometer per dag te zwemmen.
Ik denk dat dit mijn fiets is.
Ik ben de kampioen van mijn provincie.
Hoe schat je mijn kansen in?
hij zei dat ik niet mijn verantwoordelijkheid nam
Hij greep me bij mijn kraag.
Het was een tumor op de linker bovenkwab van mijn long.
Het is niet mijn vak.