Miscellaneous 29 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	to want (long form)	te willen
	You are gorgeous.	Je bent prachtig.
	Mary is gorgeous.	Maria is prachtig.
	They’re lovely.	Zij zijn prachtig.
	Have you been there?	Ben je daar geweest?
	These are beautiful.	Deze zijn prachtig.
	I have never been there.	Ik ben er nooit geweest.
	Please do something.	Doe alsjeblieft iets.
	Please sit.	Ga zitten, alsjeblieft.
	I would like to see that.	Ik zou dat wel eens willen zien.
	Open your book please.	Open je boek alsjeblieft.
	I would like to see her every day.	Ik zou haar elke dag willen zien.
	Why didn’t you come by bus?	Waarom ben je niet met de bus gekomen?
	People can’t live without water.	Mensen kunnen niet leven zonder water.
	Even if I wanted to, I couldn’t do that.	Zelfs als ik het zou willen, zou ik dat niet kunnen doen.
	half full	halfvol
	The sun is up.	De zon is op.
	not true	nietwaar
	That is true.	Dat is waar.
	It is true.	Het is waar.