Maar zij zullen mij doden, omdat ik, die zo lelijk ben, mij in hun nabijheid durf wagen
Kan u mij een ander hotel aanraden?
Kunt u mij dat tonen op de kaart?
Kun je me vertellen waar het station is?
Kunt u mij wekken om zeven uur ’s morgens?
voor mij
Breng het mij.
verberg mij
Ik kon ze er maar niet in krijgen; hoe ik ook kwakte, het hielp mij niemendal!
Ik weet niet of ze mij leuk vindt of niet.
Dat vind ik allebei niet juist en dat zit mij persoonlijk dwars.
Ik wil niet van mij zelf spreken.
Van mij zelf wil ik niet spreken.
Het ergerde mij zeer dat...
Laat mij het ei eens zien!
Bij mij thuis of bij jou?
Niemand begreep mij.
Och, neem mij mee!
Bestel een drankje voor mij.