Living room 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the living room	de woonkamer
	single room	eenpersoonskamer
	double room	tweepersoonskamer
	Go play in your room.	Ga in je kamer spelen.
	I read three books a week.	Ik lees drie boeken per week.
	Please clean my room.	Kunt u mijn kamer schoonmaken.
	the television	de televisie
	a television	een televisie
	May I see the room first?	Mag ik de kamer eerst zien?
	Do you like watching TV?	Kijk je graag televisie?
	cell door	celdeur
	the fireplace	de haard
	open fire	haardvuur
	the furniture	de meubels
	I make furniture.	Ik maak meubels.
	to watch television	televisie kijken
	They sell furniture.	Ze verkopen meubels.
	The clock is above the fireplace.	De klok hangt boven de open haard.
	I ordered new furniture.	Ik bestelde nieuwe meubels.
	The living room has a fireplace.	De woonkamer heeft een open haard.