Living room 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I make furniture.	Ik maak meubels.
	We were sitting on the couch.	Wij zaten op de bank.
	to watch television	televisie kijken
	colour television	kleurentelevisie
	They sell furniture.	Ze verkopen meubels.
	The clock is above the fireplace.	De klok hangt boven de open haard.
	I ordered new furniture.	Ik bestelde nieuwe meubels.
	The living room has a fireplace.	De woonkamer heeft een open haard.
	I’m looking for a room with two beds.	Ik ben op zoek naar een kamer met twee bedden.
	to get straight to the point	met de deur in huis vallen
	We are thinking of buying some new furniture.	We overwegen nieuwe meubels te kopen.
	Is there a TV in the room?	Is er een TV in de kamer?
	Does the room have a bath?	Is de kamer voorzien van een bad?
	Tom opened the door and turned on the light.	Tom opende de deur en deed het licht aan.
	She reads books.	Ze leest boeken.
	You read books.	Je leest boeken.
	furniture factory	meubelfabriek
	He reads books.	Hij leest boeken.
	She also reads books.	Zij leest eveneens boeken.
	a door ajar	een deur op een kier