Hij is een grote lafaard.
Hij liep met grote passen naar het kasteel.
Je hebt een grote maag.
je verdwijnt evenals de warme kachel, evenals het heerlijke ganzengebraad en de grote, prachtige Kerstboom.
Londen is een grote stad.
Nee, maar we hebben wel een grote zolder.
Op zekere avond, juist toen de zon in haar pracht onderging, kwam er een hele troep grote vogels uit het bos
Tom ving een grote vis.
Wat een grote hond!
Zo kwam het aan het grote moeras, waar de wilde eenden woonden.
“Kwak, kwak! Gaat maar met mij mee, dan zal ik je in de grote wereld brengen en je in de eendenkooi voorstellen: maar zorgt, dat je dicht in mijn nabijheid blijft, en neemt je voor de kat in acht!”