de verrichter
de ambtenaren
een miezerige dwerg
de verweerder
de ambassadeur
de verzekering
de schoenmaker
De advocaat verwachtte Ben.
de dienstverrichter
Ik weet dat Tom een slager is.
een eiser en een verweerder
Hij is een goede schrijver.
Hij is een verrader geworden.
De soldaten verdeelden de buit.
Neem zoveel als je hart begeert.
Kan ik verzekering krijgen?
Mijn loopbaan begon als stagiair.
Een baard maakt je nog geen filosoof.
Mijn loopbaan heeft me naar vele landen geleid.
Yanni werd vrijgelaten door de politie.