"I" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I have a brother who is called Peter.	Ik heb een broer die Peter heet.
	I want to dance with my family.	Ik wil dansen met mijn familie.
	I didn’t get enough sleep.	Ik heb niet genoeg geslapen.
	I never liked him anyway.	Ik vond hem sowieso niet leuk.
	I am wearing my silver jewelry.	Ik draag mijn zilveren sieraden.
	I had good teachers.	Ik heb goede leerkrachten gehad.
	I found the jewelry that I had lost.	Ik vond de sieraden die ik kwijt was.
	I feel guilty about it.	Ik voel me schuldig hiervoor.
	I am in a play.	Ik speel in een toneelstuk.
	I need some toothpaste.	Ik heb tandpasta nodig.
	I prefer the black one.	Ik geef de voorkeur aan de zwarte.
	I’m going to cut and paste some text.	Ik ga wat tekst knippen en plakken.
	I need some batteries.	Ik heb wat batterijen nodig.
	I can’t sleep with all this noise.	Ik kan niet slapen met dit rumoer.
	I speak English and Italian.	Ik spreek Engels en Italiaans.
	I had no idea that you could cook so well.	Ik wist niet dat je zo goed kon koken.
	I think I will arrive on time.	Ik denk dat ik op tijd zal aankomen.
	I’ll show you a few pictures.	Ik zal je een paar foto’s laten zien.
	I wish you had called ahead.	Ik wou dat je van tevoren had gebeld.
	I'm afraid it's too late now.	Ik vrees dat het intussen al te laat is.