"hour" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	hour	uur
	the hour	het uur
	two o’clock	twee uur
	2 p.m.	14h
	It’s eight o’clock.	Het is acht uur.
	24 hours	24u
	from three o’clock to five o’clock	van drie uur tot vijf uur
	from two o’clock to eight o’clock	van twee uur tot acht uur
	I’ll be back by nine.	Ik ben tegen negen uur terug.
	half an hour	een half uur
	The attack lasted for nearly three hours.	De aanval duurde bijna drie uur.
	every hour	elk uur
	half an hour later	een half uur later
	at ten o’clock	om tien uur
	I’ll be back at three o’clock.	Ik ben om drie uur terug.
	They plan to come around four o’clock.	Ze zijn van plan omstreeks vier uur te komen.
	It takes two hours.	Het duurt twee uur.
	It takes five hours.	Het duurt vijf uur.
	He turned up an hour later.	Hij kwam een uur later opdagen.
	It's almost eleven o'clock.	Het is bijna elf uur.