Ik sta achter hem.
Niemand heeft hem gebeld.
Nu erkende het eerst recht zijn geluk en de heerlijkheid, die hem omringde.
Pieter viel hem in de rede
Bel hem alsjeblieft op.
Zij keek hem doordringend aan.
De kinderen wilden met hem spelen
De koning was woedend en stuurde hem naar de folterkamer.
Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”
deze klapten luider dan vroeger en droegen hem krachtig van daar
Deze zagen hem en kwamen met klappende vleugels op hem af.
Tom vroeg me een foto van hem te maken.
Tom wil niet dat Mary hem helpt.
Twee sjofel uitziende tovenaars staarden hem aan.
We mogen hem niet kwijtraken.
We zien hem hier amper.
We zullen contact met hem opnemen.
Je kan hem vertrouwen dat hij zijn woord zal houden.
“Eigenlijk is hij toch nog zo lelijk niet, als men hem maar eens goed bekijkt!”
“Het is te groot!” zeiden allen, en de kalkoense haan, die met sporen ter wereld gekomen was en daarom dacht, dat hij keizer was, blies zich op als een schip met volle zeilen en kwam op hem af; toen klokte hij en werd zijn kop vuurrood.