"her" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I must talk to him or her	ik moet met hem of haar praten
	I don’t know whether you like her or not.	Ik weet het niet of je van haar houdt of niet.
	She learned it from her parents.	Ze heeft het geleerd van haar ouders.
	He depends on her.	Hij is van haar afhankelijk.
	She does not want to be dependent on her parents.	Ze wil niet afhankelijk zijn van haar ouders.
	Yanni saw Skura with her mom.	Yanni zag Skura met haar moeder.
	Her grandmother had never before been so beautiful, so big.	Haar grootmoeder was vroeger nooit zo mooi, zo groot geweest.
	her age	haar leeftijd
	What’s bothering her?	Wat zit haar dwars?
	I don’t know her age.	Ik ken haar leeftijd niet.
	her chair	haar stoel
	The mother of the ducklings went to the canal with her entire family.	De moeder der eendjes ging met haar hele familie naar de gracht toe.
	her body	haar lichaam
	For her, money is an idol.	Voor haar is geld een afgod.
	That is really nice of her.	Dat is echt aardig van haar.
	She puts a lot of sugar in her coffee.	Ze doet veel suiker in haar koffie.
	Her job is to help customers.	Haar functie is om klanten te helpen.
	She stumbled over her words.	Ze is gestruikeld over haar woorden.
	I advised her against walking alone in the park at night.	Ik heb haar afgeraden om alleen ’s nachts door het park te wandelen.
	her camera	haar camera