"have (1st person singular)" Practice Dutch lesson

Learn

Recording	English	Dutch Sort descending	Status
	I’ve never done anything important.	Ik heb nooit iets belangrijk gedaan.
	I resigned.	Ik heb ontslag genomen.
	I have been lying on something hard, so that I look bruised all over my body!	Ik heb op iets hards gelegen, zodat ik er over mijn hele lijf bont en blauw uitzie!
	I respect everyone’s opinion.	Ik heb respect voor ieders mening.
	I have red hair.	Ik heb rood haar.
	Yesterday was the first time I’ve ever seen Tom drunk.	Ik heb Tom gisteren voor de eerste keer dronken gezien.
	I need your help. (formal)	Ik heb uw hulp nodig.
	I’ve made a lot of new friends.	Ik heb veel nieuwe vrienden gemaakt.
	I have fifty euros in my pocket.	Ik heb vijftig euro in mijn zak.
	I need some batteries.	Ik heb wat batterijen nodig.
	I need some shampoo.	Ik heb wat shampoo nodig.
	I need some tampons.	Ik heb wat tampons nodig.
	I need some soap.	Ik heb wat zeep nodig.
	You’re not a morning person, I understand.	Je bent geen ochtendmens, heb ik begrepen.
	at home I still have a postcard	thuis heb ik nog een ansichtkaart
	Today I’ve learned something about home education in the Netherlands.	Vandaag heb ik iets geleerd over het thuisonderwijs in Nederland.
	Where did you buy that bag?	Waar heb je die tas gekocht?
	What did you do this morning?	Wat heb je vanochtend gedaan?
	“I made it myself,” he said proudly	“Ik heb het zelf gemaakt”, zei hij trots.
	“I will still sit on it for a bit longer,” answered the duck; “I’ve sat on it for so long already, so I can sit on it for a few more days!”	“Ik zal er toch nog een beetje op blijven zitten,” antwoordde de eend; “ik heb er nu al zo lang op gezeten, en dus kan ik er nog wel een paar dagen op zitten!”