Understand spoken Dutch

"got; hit (third person singular)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	got; hit (third person singular)	raakte
	How did she get involved?	Hoe raakte ze betrokken?
	Why did he get involved?	Waarom raakte hij betrokken?
	The front axle of the train went off the rails.	De voorste wielas van de trein raakte naast de sporen.