An zit in de tuin een boek te lezen.
de tuin
en voordat het beest het recht wist, bevond het zich in een grote tuin, waarin de vlierbomen geurden en hun lange, groene takken tot in het water neerbogen
Enige kinderen kwamen de tuin inlopen
Er staat een palmboom in de tuin.
Het gras in de tuin is groen.
Ik denk dat Tom in zijn tuin is.
tuinpad
“Die strekt zich nog ver aan de andere kant van het geboomte uit, tot aan de tuin van de pastoor; maar daar ben ik nog nooit geweest.”