Food 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a food	een voedsel
	the food	het voedsel
	The family wants the cheese.	De familie wil de kaas.
	The man wants the chicken with cheese.	De man wil de kip met kaas.
	I want a dish containing bread.	Ik wil een gerecht met brood.
	I want a dish containing eggs.	Ik wil een gerecht met eieren.
	I want the chicken with cheese, please.	Ik wil de kip met kaas, alstublieft.
	You bought bread.	U kocht brood.
	Yanni loves chocolate.	Yanni houdt van chocolade.
	chocolate factory	chocoladefabriek
	the orange	de sinaasappel
	an orange	een sinaasappel
	orange juice	sinaasappelsap
	of orange	van sinaasappel