Food 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the egg	het ei
	an egg	een ei
	Let me see the egg!	Laat mij het ei eens zien!
	a loaf of bread	een brood
	the bread	het brood
	some bread	wat brood
	Is there some bread?	Is er nog brood?
	Where is the bread?	Waar is het brood?
	I would like some bread.	Ik wil graag wat brood.
	the dinner	het avondeten
	What time is supper?	Hoe laat is het avondeten?
	the eggs	de eieren
	but no eggs came	maar er kwamen geen eieren
	duck eggs	eendeneieren
	the chocolate	de chocolade
	a chocolate	een chocolade
	from chocolate	van chocolade
	chocolate milk	chocolademelk
	the chocolate egg	het chocolade ei
	Tom doesn’t eat chocolate.	Tom eet geen chocolade.