"field" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the field	het veld
	a field	een veld
	field of work	werkveld
	The field is full of flowers.	Het veld staat vol bloemen.
	a field of thistles	een veld met distels
	field of participants	deelnemersveld
	It ran across fields and pastures; but there was such a violent storm that had trouble standing on its feet.	Het liep over veld en weiden; maar er woei zulk een hevige storm, dat het werk had om op zijn poten te blijven staan.
	The farmer plows his field.	De boer ploegt zijn veld.
	The farmer spreads manure on the field.	De boer strooit mest op het veld.
	A tractor drives across the field.	Een tractor rijdt over het veld.