Dates and times 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	It is nine o’clock.	Het is negen uur.
	It is seven o’clock.	Het is zeven uur.
	from three o’clock to five o’clock	van drie uur tot vijf uur
	from two o’clock to eight o’clock	van twee uur tot acht uur
	I know it’s one o’clock.	Ik weet dat het één uur is.
	It’s now or never.	Het is nu of nooit.
	I’m free now.	Ik heb nu tijd.
	He is on time now.	Hij is nu op tijd.
	There is no school today.	Er is vandaag geen school.
	What day is today?	Welke dag is het vandaag?
	I’m not coming today.	Ik kom vandaag niet.
	Today we have time.	Vandaag hebben we tijd.
	at eight o’clock	om acht uur
	at ten o’clock	om tien uur
	at four o’clock	om vier uur
	I’ll be back at three o’clock.	Ik ben om drie uur terug.
	He is late now.	Hij is nu te laat.
	the evening	de avond
	this evening	deze avond
	good evening	goedenavond