Comparatives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Tom was my son.	Tom was mijn zoon.
	My mother is in the kitchen.	Mijn moeder staat in de keuken.
	My mistake!	Mijn fout!
	my wife	mijn vrouw
	This is my wife.	Dit is mijn vrouw.
	I want to sell my farm.	Ik wil mijn boerderij verkopen.
	I need to sell my farm.	Ik moet mijn boerderij verkopen.
	Please clean my room.	Kunt u mijn kamer schoonmaken.
	My child is hungry.	Mijn kind heeft honger.
	You can use my car, if you want to.	Je mag mijn auto gebruiken, als je wil.
	My house is on the other side of the river.	Mijn huis is aan de andere kant van de rivier.
	My efforts were not in vain.	Mijn inspanningen waren niet voor niets.
	My wife and children depend on me.	Mijn vrouw en kinderen zijn afhankelijk van mij.
	my daughter	mijn dochter
	My shoes are worn out.	Mijn schoenen zijn versleten.
	My daughter has a good teacher.	Mijn dochter heeft een goede leraar.
	It is not my profession.	Het is niet mijn vak.
	This is my choice.	Dit is mijn keuze.
	I like my job very much.	Ik ben gek op mijn werk.
	I have a sore throat.	Ik heb pijn aan mijn keel.