"building" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	the building	het gebouw
	What is that building?	Wat is dat gebouw?
	Look at that building.	Kijk naar dat gebouw.
	How tall is this building?	Hoe hoog is dit gebouw?
	That building is beautiful.	Dat gebouw is prachtig.
	Do you know anybody who works in that building?	Ken jij iemand die in dat gebouw werkt?
	The building is on fire.	Het gebouw staat in brand.
	I found the building.	Ik heb het gebouw gevonden.
	Tom and Mary live in the same building.	Tom en Mary wonen in hetzelfde gebouw.
	That gray building?	Dat grijze gebouw?
	apartment building	appartementsgebouw
	the facade of the building	de gevel van het gebouw
	The peculiar architecture of that building is unique.	De zonderlinge architectuur van dat gebouw is uniek.
	The spotlights accentuated the beautiful architecture of the building.	De schijnwerpers accentueerden de prachtige architectuur van het gebouw.
	When renting or letting a property, you are legally obliged to have a description of the building drawn up.	Bij het huren of verhuren van een pand bent u wettelijk verplicht om van het gebouw een plaatsbeschrijving te laten opstellen.