"books" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	books	boeken
	the books	de boeken
	textbooks	schoolboeken
	I read books.	Ik lees boeken.
	Do you read books?	Lees je boeken?
	I also read books.	Ik lees ook boeken.
	I read three books a week.	Ik lees drie boeken per week.
	You read books.	Je leest boeken.
	She reads books.	Ze leest boeken.
	He reads books.	Hij leest boeken.
	She also reads books.	Zij leest eveneens boeken.
	He gathered his books together.	Hij nam zijn boeken bij elkaar.
	That type of book is basically worthless.	Dat soort boeken is vrijwel waardeloos.
	She would rather read books than watch TV.	Zij zou veeleer boeken lezen dan televisie kijken.
	bookcase	boekenkast
	comic books	stripboeken
	These books are accessible to all students.	Deze boeken zijn toegankelijk voor alle studenten.
	Tom has published three books.	Tom heeft drie boeken gepubliceerd.
	She had a peculiar fascination with old books.	Ze had een zonderlinge fascinatie voor oude boeken.
	The book of Proverbs is one of the books in the Hebrew Bible.	Het boek Spreuken is een van de boeken in de Hebreeuwse Bijbel.