"at" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	at	op
	They’re firing at us.	Ze schieten op ons af.
	at work	op het werk
	at school	op school
	I’m going to be late for work.	Ik kom te laat op mijn werk.
	at the market	op de markt
	See you tomorrow in the office.	Tot morgen op kantoor.
	I learnt it at school.	Ik heb het op school geleerd.
	What is your address?	Op welk adres woon je?
	What is your address? (formal)	Op welk adres woont u?
	at university	op de universiteit
	to wait for	wachten op
	at the end	op het eind
	to be in love with	verliefd zijn op
	I work at the consulate.	Ik werk op het consulaat.
	Tom is a little angry at Mary.	Tom is een beetje boos op Mary.
	The problem can occur at any time.	Het probleem kan op elk moment optreden.
	The stall at the market is busy.	De kraam op de markt is druk.
	Were you married at that time?	Was je op dat moment getrouwd?
	He finished his homework at the last minute.	Hij maakte zijn huiswerk op het valreep af.