kwaad
Tom maakte zich kwaad op de kinderen.
“Het doet immers niemand kwaad!”
Hij maakt geen onderscheid tussen goed en kwaad.
maar het eendje dacht, dat zij hem kwaad wilden doen en vloog in zijn angst juist in het melkvat, zodat de melk overal in de kamer rondspatte
Ik heb geen idee hoe de begeleiding loopt, maar proberen kan geen kwaad, lijkt me.
Het arme eendje werd door allen geplaagd; zelfs zijn zusters waren kwaad op hem en zeiden steeds: “Mocht de kat je maar beetpakken, jou lelijk schepsel!”