Hij heeft me bedrogen.
Tom heeft me bedrogen.
Ik voelde me bedrogen.
We gingen samen winkelen.
Je bent een erg rijk persoon.
Ik heb al genoeg gegeten.
Tom heeft niets gegeten.
Ik lees drie boeken per week.
Heb je me ooit bedrogen?
Ik hou niet van vis.
Tom helpt nooit in de keuken.
Waar is de bus naar Londen?
Ik zal niet voor Tom werken.
Je hebt jezelf bedrogen.
Uiteraard hou ik van chocolade.
Jij bent immers mijn vriend.
Hoe laat begint u met werken?
want ziet, hoe rijk het leven is
Tom heeft Maria bedrogen.
Yanni nam de bloemen en ging.