Waar komt u vandaan?
de presentatie
Ik lunch meestal thuis.
Ik scheer de schapen.
Tom kan nergens heen.
Bevalt zijn nieuwe baan?
afscheidsbrief
Ik blijf vandaag thuis.
Kan u geld wisselen?
hoofdpijn hebben
Tom dronk meer dan Mary.
Hij dronk gif en stierf.
Ze vinden me niet leuk.
De kraam op de markt is druk.
De oorlog eindigde.
de richtlijnen
vestigingsland
voedselproductie
de tandpasta
Ik heb geen toekomst.