het geld
dit geld
de kleine auto
een kleine auto
Ik heb geen geld.
Het komt wel goed.
Ik heb geld nodig.
Tom heeft een auto.
Ik ben terug thuis.
Er is niemand thuis.
Hij is alleen thuis.
Ik heb wat geld nodig.
een heel groot hoofd
Yanni heeft geen auto.
Yanni heeft geen geld.
Yanni heeft een auto nodig.
de grootvader
Ik heb een nieuwe auto nodig.
Yanni kwam thuis van zijn werk.
Wie ben je?