Adjectives for people 2 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	He is angry.	Hij is nijdig.
	He is nice.	Hij is aardig.
	I’m injured.	Ik ben gewond.
	I like you.	Ik vind je aardig.
	Is the woman nice?	Is de vrouw aardig?
	an angry face	een nijdig gezicht
	Tom was very friendly.	Tom was heel aardig.
	Why are you angry?	Waarom ben je nijdig?
	Was anyone hurt?	Was er iemand gewond?
	I’d be grateful.	Ik zou dankbaar zijn.
	Nobody was injured.	Niemand raakte gewond.
	He got angry over nothing.	Hij werd nijdig om niets.
	That is really nice of her.	Dat is echt aardig van haar.
	Tom was very nice to me.	Tom was erg aardig tegen mij.
	I’m grateful for your help.	Ik ben je dankbaar voor je hulp.
	your personal storage space	jouw persoonlijke opslagruimte
	I would be grateful if you could do that for me.	Ik zou dankbaar zijn als je dat voor me zou willen doen.
	Tom seems young.	Tom ziet er jong uit.
	to get angry	boos worden
	He was badly wounded.	Hij was zwaar gewond.