Adjectives for people 1 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	I’m tired, but I still can’t fall asleep.	Ik ben moe maar ik kan nog niet slapen.
	Tom got angry at the children.	Tom maakte zich kwaad op de kinderen.
	Are you free?	Ben je vrij?
	She has short hair.	Zij heeft kort haar.
	We are finally free.	We zijn eindelijk vrij.
	He’s always short of money.	Hij komt altijd geld te kort.