Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	No one knows who’s responsible.	Niemand weet wie er verantwoordelijk is.
	I’m not the one responsible for this mistake.	Ik ben niet verantwoordelijk voor deze fout.
	I was a kid and didn’t know any better than that it would never pass	ik was een kind en wist niet beter dan dat ’t nooit voorbij zou gaan
	They are responsible for the operation of the farm.	Ze zijn verantwoordelijk voor de uitbating van de boerderij.
	I’m ill.	Ik ben ziek.
	young man	jongeman
	to get sick	ziek worden
	green light	groen licht
	a space	een ruimte
	a good idea	een goed idee
	a sick child	een ziek kind
	Oh, I don’t know.	O, dat weet ik niet.
	razor	scheermes
	spotlessly clean	brandschoon
	This drives me nuts.	Dat maakt me gek.
	the Golden Ball	de Gouden Bal
	a bad idea	een slecht idee
	My child is ill.	Mijn kind is ziek.
	all sorts of fruit	allerlei fruit
	a new start	een nieuwe start