Adjectives Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	“Grandmother!” shouted the little one.	«Grootmoeder!» riep de kleine uit.
	I felt really miserable.	Ik voelde me echt ellendig.
	Yanni never bought expensive clothes.	Yanni kocht nooit dure kleren.
	See, that is true history!	Zie, dat is een ware geschiedenis!
	You should have gotten up earlier.	Je had eerder moeten opstaan.
	I appreciate your problem.	Ik ben me bewust van je probleem.
	an important link	een belangrijke schakel
	Tom is exactly the same age as Mary.	Tom is precies even oud als Mary.
	Keep speaking, because you speak well.	Blijf praten, want je spreekt goed.
	My speech was short and powerful.	Mijn betoog was kort en krachtig.
	In summer, eggs go bad quickly.	In de zomer worden eieren rap slecht.
	the clouds were full of hail and snow	de wolken zaten vol hagel en sneeuw
	I need to see that report today.	Ik moet dat rapport vandaag zien.
	The patient is unconscious.	De patiënt is buiten bewustzijn.
	His hair is starting to turn grey.	Zijn haren beginnen grijs te worden.
	I could use some advice.	Ik zou wat advies kunnen gebruiken.
	with the term Israeli settlement	met de term Israëlische nederzetting
	It was cold, and in addition, it was windy.	Het was koud, en bovendien was er wind.
	I just got some bad news.	Ik heb net slecht nieuws gekregen.
	a dirt road through the grain	een zandweg tussen koren door