Adjectives 5 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	one hundred and fifty (150)	honderdvijftig
	fifty thousand (50,000)	vijftigduizend
	fifty years old	vijftig jaar oud
	fifty-seven (57)	zevenenvijftig
	I’m thirty years old.	Ik ben dertig jaar oud.
	She’s not as old as Mary.	Ze is niet zo oud als Mary.
	I am 19 years old.	Ik ben negentien jaar oud.
	My house is old and ugly.	Mijn huis is oud en lelijk.
	I think you’re old enough.	Ik denk dat je oud genoeg bent.
	It’s not important.	Het is niet belangrijk.
	You said that it was important.	Je zei dat dat belangrijk was.
	Education is important.	Onderwijs is belangrijk.
	I think that’s very important.	Ik denk dat dat heel belangrijk is.
	nineteen fifty-three (1953)	negentienhonderddrieënvijftig
	I’ve never done anything important.	Ik heb nooit iets belangrijk gedaan.
	a bit	een beetje
	a little	een beetje
	a little money	een beetje geld
	with real people	met echte mensen
	You are gorgeous.	Je bent prachtig.