Adjectives 5 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	Oh, good!	Mooi zo.
	beautiful weather	mooi weer
	This is beautiful.	Dit is mooi.
	a beautiful book	een mooi boek
	a nice house	een mooi huis
	the tall woman	de lange vrouw
	a tall woman	een lange vrouw
	How old are you?	Hoe oud ben je?
	How old are you? (formal)	Hoe oud bent u?
	How old is he?	Hoe oud is hij?
	That book is old.	Dat boek is oud.
	She’s eight years old.	Ze is acht jaar oud.
	fifty-six (56)	zesenvijftig
	fifty-one (51)	eenenvijftig
	fifty-four (54)	vierenvijftig
	fifty-five (55)	vijfenvijftig
	fifty-eight (58)	achtenvijftig
	fifty-two (52)	tweeënvijftig
	fifty-three (53)	drieënvijftig
	fifty years old	vijftig jaar oud