Adjectives 20 Examples Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	nice weather	lekker weer
	He is angry.	Hij is nijdig.
	He is nice.	Hij is aardig.
	Sleep well.	Slaap lekker.
	Sweet dreams.	Slaap lekker.
	the remaining time	de overige tijd
	car park	parkeerplaats
	I like you.	Ik vind je aardig.
	Is the woman nice?	Is de vrouw aardig?
	an angry face	een nijdig gezicht
	Tom was very friendly.	Tom was heel aardig.
	Why are you angry?	Waarom ben je nijdig?
	the Flemish government	de Vlaamse overheid
	parking facilities	parkeergelegenheid
	I wasn’t thinking clearly.	Ik dacht niet helder na.
	He got angry over nothing.	Hij werd nijdig om niets.
	That is really nice of her.	Dat is echt aardig van haar.
	Who’s shorter, Tom or Mary?	Wie is kleiner, Tom of Mary?
	I have no remaining questions.	Ik heb geen overige vragen.
	Tom was very nice to me.	Tom was erg aardig tegen mij.