"a" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a brother	een broer
	It’s a hole.	Het is een gat.
	a friend	een vriend
	a beautiful book	een mooi boek
	a nice house	een mooi huis
	I have a brother.	Ik heb een broer.
	a good friend	een goede vriend
	Yanni is a friend.	Yanni is een vriend.
	This is a good brother.	Dit is een goede broer.
	He spends too much money.	Hij heeft een gat in zijn hand.
	a few years	een paar jaar
	Yes, for a few days.	Ja, een paar dagen.
	a king	een koning
	a little	een beetje
	a bit	een beetje
	a little money	een beetje geld
	a little more please	een beetje meer alstublieft
	Is there a telephone in the room?	Is er een telefoon in de kamer?
	Can you recommend a restaurant?	Kun je een restaurant aanbevelen?
	Can you recommend a good restaurant?	Kun je een goed restaurant aanbevelen?