"a" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	a go-getter	een doorzetter
	She took one out!	Zij haalde er een uit!
	to establish a budget	een budget opmaken
	The bear is a large animal.	De beer is een groot dier.
	a big banner	een groot spandoek
	a few seconds later	een paar tellen later
	a very pretty woman	een heel knappe vrouw
	Work with a partner.	Werk met een partner.
	a calibrated scanner	een geijkte scanner
	I want a dish with ham.	Ik wil een gerecht met ham.
	a company	een onderneming
	Can I book a table?	Kan ik een tafel boeken?
	Can I book a seat?	Kan ik een stoel boeken?
	a curse	een vervloeking
	a shot	een schampschot
	a narrow stone staircase	een smalle stenen trap
	a frugal sip of tea	een zuinig slokje thee
	Can you recommend a café?	Kun je een café aanbevelen?
	Do you want a fresh towel?	Wil je een verse handdoek?
	The guinea pig is a rodent.	De cavia is een knaagdier.