"one (1)" Practice Dutch lesson

Recording	English	Dutch	Status
	not a single person	niet één persoon
	How much is one and one?	Hoeveel is één plus één?
	single room	eenpersoonskamer
	the number one	de nummer één
	the number one in the world	de nummer één van de wereld
	one year later	één jaar later
	I found one of my shoes under my bed, but I can’t find the other one.	Ik heb één van mijn schoenen onder mijn bed gevonden, maar de andere kan ik niet vinden.
	ten past one	tien over één
	five past one	vijf over één
	quarter past one	kwart over één
	It’s ten past one.	Het is tien over één.
	It’s twenty-five past one.	Het is vijf over één.
	It is five past one.	Het is vijf over één.
	It’s a quarter past one.	Het is kwart over één.
	It’s twenty past one.	Het is twintig over één.
	twenty-five past one	vijfentwintig over één
	six minus five equals one	zes min vijf is gelijk aan één
	five minus four equals one	vijf min vier is gelijk aan één
	four minus three equals one	vier min drie is gelijk aan één
	1 p.m.	13.00 uur