Audio - Google text-to-speech

English Sort descending	Dutch	Learn
You’re impossible.	Je bent een onmogelijk mens.	Learn
You’re in Paris?	Ben je in Parijs?	Learn
You’re involved.	Je bent erbij betrokken.	Learn
You’re married and have two children.	Je bent gehuwd en hebt twee kinderen.	Learn
You’re not a morning person, I understand.	Je bent geen ochtendmens, heb ik begrepen.	Learn
You’re not allowed to skip your turn in a game of chess.	Tijdens het schaken mag je geen beurt overslaan.	Learn
You’re not at the restaurant?	Ben je niet in het restaurant?	Learn
You’re not French?	Ben jij geen Fransman?	Learn
You’re not happy?	Ben je niet tevreden?	Learn
You’re not late?	Ben je niet te laat?	Learn
You’re not on holiday?	Ben je niet op vakantie?	Learn
You’re nuts.	Je bent gestoord.	Learn
You’re older than Tom.	Jij bent ouder dan Tom.	Learn
You’re on holiday?	Ben je op vakantie?	Learn
You’re the biggest.	Jij bent de grootste.	Learn
You’re Tom’s friend, right?	Jij bent Toms vriend, toch?	Learn
You’re unemployed.	Je bent werkloos.	Learn
You’ve been forgotten.	Men is je vergeten.	Learn
You’ve got a nice view from the window.	Je hebt een mooi uitzicht vanuit het raam.	Learn
You’ve got no alibi for the day of the murder.	Je hebt geen alibi voor de dag van de moord.	Learn