Understand spoken Dutch

Audio - Google text-to-speech

Recording English Dutch Learn
Tom broke his neck. Tom brak zijn nek.
Tom broke off a twig from the branch. Tom brak een twijg af van de tak.
Tom brought Mary some juice. Tom bracht Maria een beetje sap.
Tom came home very drunk. Tom kwam heel dronken thuis.
Tom can make me feel better after a bad day. Tom kan me beter doen voelen na een slechte dag.
Tom can stay here as long as he wants. Tom kan hier blijven zolang als hij wil.
Tom can’t bear it. Tom kan het niet verdragen.
Tom caught a large fish. Tom ving een grote vis.
Tom changed his mind. Tom veranderde van gedachte.
Tom cheated on his girlfriend for months. Tom bedroog zijn vriendinnetje maanden lang.
Tom chopped down the branch with an ax. Tom hakte de tak met een bijl af.
Tom complains constantly. Tom klaagt voortdurend.
Tom confessed. Tom heeft bekend.
Tom congratulated me. Tom heeft me gefeliciteerd.
Tom couldn’t tell one twin from the other. Tom kon de tweeling niet uit elkaar houden.
Tom deceived Mary. Tom heeft Maria bedrogen.
Tom didn’t do it. Tom heeft het niet gedaan.
Tom disobeyed a direct order from a superior officer. Tom heeft een direct bevel van een meerdere genegeerd.
Tom doesn’t eat chocolate. Tom eet geen chocolade.
Tom doesn’t know Mary is in Boston. Tom weet niet dat Mary in Boston is.