Tom helpt zijn ouders elke dag.
Tom helpt Maria.
Tom is een afhankelijk persoon.
Tom is een huichelaar.
Tom is een beetje boos op Mary.
Tom is een aardappelboer.
Tom is een ware held.
Tom is een vrijwilliger.
Tom is een tovenaar.
Tom is bijna zo lang als ik.
Tom is al achterdochtig.
Tom is altijd het slachtoffer.
Tom is een activist in zijn gemeenschap.
Tom is precies even oud als Mary.
Tom is zeer rijk.
Tom gaat zijn huis verliezen.
Tom is gezond, toch?
Tom helpt me met het vervoegen van werkwoorden.
Tom is te laat.
Tom verliest het bewustzijn.