Zij verbergen zich.
Ze zijn niet zo goed in hun werk.
Ze plannen de heraanleg van de straat voor volgend jaar.
Ze zijn verantwoordelijk voor de uitbating van de boerderij.
Zij proberen een wig tussen u en ons te drijven.
Ze fluisteren.
ze kochten zoethout voor een cent
Deze bibliotheek werd gebouwd in 2013.
Ze kwamen tot een schikking.
Ze kunnen allemaal rijden.
Zij kunnen uitrusten zolang als zij willen.
Ze kunnen geen dijken maken.
zij kiezen twee ploegen
Ze beweren onschuldig te zijn.
Ze hadden ons levend kunnen verslinden.
Ze gingen met de fiets heen en met de trein terug.
Zij eisten een vergoeding.
Ze bespraken de herinrichtingen van het plein.
Ze vinden me niet leuk.
Zij voelden zich respectvol bejegend.