het vee, de boerderijen
Een kortsluiting van een elektrisch deken bleek er de oorzaak.
de cel
De volkstelling is gepland voor volgend jaar.
de keizersnede
De voorzitter opende de vergadering.
het hoofdstuk
De rekening, alstublieft.
De kist bevatte gouden munten.
De kip kwam overeind.
Het kind vulde haar zakken met kiezels van de kust.
Het kind weent, want het wil eten.
Het kind wil iets.
De kinderen maken heibel.
het chocolade ei
De woordkeuze is natuurlijk niet toevallig.
Het karwei is eindelijk klaar.
De Kerstlichtjes stegen al hoger en hoger: zij zag ze nu als sterren aan den hemel; één daarvan viel naar beneden en vormde een lange, vurige streek.
de kerstpudding
De stad heeft een roemruchte geschiedenis.