Ze was nog steeds een maagd.
Van haar vader zou zij zeker slaag krijgen, en te huis was het ook koud; boven zich hadden zij slechts het dak, waardoor de wind heenfloot, al mochten de grootste reten ook met stroo en lompen dichtgestopt zijn.
Ze was te verwaand om de suggesties van anderen te accepteren.
Ze droeg een tulband.
Ze kon hem niet ontmoeten.
Zij draagt een bril.
Ze ging door het lint toen ze hoorde dat haar vlucht was geannuleerd.
Ze zal straks komen.
Ze veegde het kwijl van haar mond af.
Ze werd toornig wakker.
Zij heeft zich uit de naad gewerkt.
Zij zou veeleer boeken lezen dan televisie kijken.
Ze schrijft prachtig.
Schapen grazen op de heide.
dop
beschutting
rekken
herder
Ze is ginder al hé.
Zij vraagt het onmogelijke.