Understand spoken Dutch

"“No I don’t have them all yet; the biggest egg is still there; how long will it take before it hatches?”" in Dutch

“Nee ik heb ze nog niet allemaal; het grootste ei ligt daar nog; hoe lang zal het nog wel duren, eer dat uitkomt?”

Unstarted

Literal Breakdown

Summary

The Dutch translation for ““No I don’t have them all yet; the biggest egg is still there; how long will it take before it hatches?”” is “Nee ik heb ze nog niet allemaal; het grootste ei ligt daar nog; hoe lang zal het nog wel duren, eer dat uitkomt?”. The Dutch, “Nee ik heb ze nog niet allemaal; het grootste ei ligt daar nog; hoe lang zal het nog wel duren, eer dat uitkomt?”, can be broken down into 23 parts:"no" (nee), "I" (ik), "have (1st person singular)" (heb), "they (short form)" (ze), "yet" (nog), "not" (niet), "all; all of them" (allemaal), "the (neutral)" (het), "largest; biggest" (grootste), "egg" (ei), "lies (3rd person singular)" (ligt), "there (place)" (daar), "still" (nog), "how" (hoe), "long" (lang), "will (singular)" (zal), "it" (het), "still" (nog), "indeed; rather" (wel), "to last" (duren), "before" (eer), "that" (dat) and "hatches" (uitkomt).

Examples of "“No I don’t have them all yet; the biggest egg is still there; how long will it take before it hatches?”" in use

There is 1 example of the Dutch word for "“No I don’t have them all yet; the biggest egg is still there; how long will it take before it hatches?”" being used:

Practice Lesson

Themed Courses

Part of Speech Courses

Acknowledgements