Tom helpt Maria.
De la gaat niet open.
Het ijs is heel dik.
Ik moet slapen.
Bevalt de stad u?
Hoe bevalt het je?
Yanni moet werken.
Wat zit er in deze doos?
Op welk adres woont u?
Het is ijskoud
Tom heeft drie honden.
Wat zit er in deze dozen?
Laat je haar knippen.
Hoe bevalt deze stad u?
Trouwens, wat is je adres?
Het kan eender wie zijn.
Toms huis is vlak bij de zee.
Het gebouw staat in brand.
Hoeveel gaat het kosten?
Londen is een grote stad.