Ik verwacht hem.
Verwacht je iemand?
Ze verwacht een kind.
Dat klinkt goed.
Verwacht je bezoek?
Dat klinkt prachtig.
Hoe schrijft men dat?
Dat verandert niets.
Ze schrijft prachtig.
Tom schrijft prachtig.
Deze winkel verkoopt groenten.
Liefde verandert bijna alles.
Hij verkoopt allerlei producten.
De warmte verandert water in stoom.
Zij tracht altijd de anderen te helpen.
Wanneer vertrekt de bus naar Brussel?
Tracht geduld op te brengen met anderen.
Wanneer vertrekt de trein naar Brussel?
Doe de deur op slot vooraleer je vertrekt.
Er is maar één winkel die dit boek verkoopt.